150 Financiële termen eenvoudig uitgelegd


Ontdek de 150 meest gebruikte termen over bankzaken en leningen. Van hypotheekvormen tot beleggingen, dit artikel helpt je de financiële wereld beter te begrijpen.

  • Achterstallige betalingen - Betalingen die niet op tijd zijn gedaan.

  • Activa - Bezittingen die een financiële waarde vertegenwoordigen.

  • Aflossingsvrije hypotheek - Hypotheek waarbij tijdens de looptijd niet wordt afgelost.

  • Aflossing - Het terugbetalen van een lening in termijnen.

  • Annuleringskosten - Kosten voor het annuleren van een lening of hypotheekaanvraag.

  • Annuïteitenlening - Lening waarbij maandelijkse betalingen gelijk blijven.

  • Automatische incasso - Machtiging om geld automatisch af te schrijven van een rekening.

  • Balans - Overzicht van activa, passiva en eigen vermogen.

  • Bankgarantie - Garantie van een bank dat een schuld wordt betaald.

  • Bankkosten - Kosten die banken in rekening brengen voor hun diensten.

  • Banklening - Een lening verstrekt door een bank.

  • Bankoverschrijving - Het verplaatsen van geld van de ene rekening naar de andere.

  • Bedenktijd - Periode waarin een klant een lening kan annuleren.

  • Beleggingshypotheek - Hypotheekvorm waarbij wordt geïnvesteerd in plaats van afgelost.

  • Betaalpauze - Tijdelijke opschorting van betalingen op een lening.

  • Bijleenregeling - Fiscale regeling bij verkoop van een eigen woning.

  • BKR-registratie - Registratie van leningen bij het Bureau Krediet Registratie.

  • Boeterente - Extra kosten bij vervroegde aflossing van een lening.

  • Borgstelling - Garantie van een derde partij voor de terugbetaling van een lening.

  • Borgtocht - Een garantie dat een schuld wordt betaald.

  • Bouwdepot - Hypotheekbedrag gereserveerd voor bouw- of verbouwkosten.

  • Bruto maandlasten - Totale maandelijkse kosten van een hypotheek voor aftrek van belasting.

  • Bruto-netto berekening - Verschil tussen bruto- en netto-inkomen.

  • Consumptief krediet - Lening voor persoonlijke uitgaven.

  • Crediteur - Degene die geld uitleent.

  • Crowdfunding - Het financieren van projecten via bijdragen van veel mensen.

  • Debetkaart - Kaart waarmee betalingen direct van een rekening worden afgeschreven.

  • Debet-rente - Rente betaald over een negatief saldo.

  • Debiteurenrisico - Risico dat klanten hun facturen niet betalen.

  • Debiteur - Persoon die geld leent.

  • Depositogarantiestelsel - Garantie voor spaargelden tot een bepaald bedrag.

  • Deposito - Geld dat op een rekening wordt gezet voor een vaste periode.

  • Doorlopend krediet - Flexibele lening met een kredietlimiet.

  • Draagkracht - Financiële capaciteit om een lening af te lossen.

  • Duurzaam bankieren - Financiële diensten die rekening houden met duurzaamheid.

  • Effectenlening - Lening waarbij effecten als onderpand dienen.

  • Effectieve rente - Totale kosten van een lening, inclusief vergoedingen.

  • Eigen vermogen - Verschil tussen activa en passiva.

  • Erfpacht - Recht om grond te gebruiken tegen betaling.

  • Extra aflossing - Eenmalige extra betaling om een lening sneller af te lossen.

  • Financiële buffer - Spaargeld gereserveerd voor onvoorziene uitgaven.

  • Financieringsvoorbehoud - Voorwaarde in een koopcontract waarbij financiering moet worden geregeld.

  • Flexibele hypotheek - Hypotheek met variabele voorwaarden en aflossingen.

  • Flexibele rente - Rentepercentage dat kan veranderen tijdens de looptijd.

  • Geldverstrekker - Instantie die een lening aanbiedt.

  • Gedekte lening - Lening met onderpand als zekerheid.

  • Gecumuleerde rente - Opgetelde rente over meerdere perioden.

  • Herfinanciering - Vervangen van een bestaande lening door een nieuwe.

  • Herfinancieringsrisico - Risico dat een lening niet onder gunstige voorwaarden opnieuw kan worden afgesloten.

  • Hoofdsom - Het oorspronkelijk geleende bedrag.

  • Huurkoop - Aankoop op afbetaling waarbij het eigendom overgaat na volledige betaling.

  • Hypotheek - Lening voor het kopen van onroerend goed.

  • Hypotheekakte - Officieel document dat de hypotheek vastlegt.

  • Hypotheeklasten - Totale kosten van een hypotheek, inclusief rente en aflossing.

  • Hypotheekschuld - Het totale bedrag dat nog verschuldigd is op een hypotheek.

  • Hypotheekverstrekker - Instelling die hypotheken aanbiedt.

  • Inkomensverklaring - Document dat inkomen aantoont bij een kredietaanvraag.

  • Investeringshypotheek - Hypotheekvorm gericht op beleggingen in vastgoed.

  • Investeringskrediet - Krediet gebruikt voor zakelijke investeringen.

  • Kasstroom - Verschil tussen inkomende en uitgaande geldstromen.

  • Kredietbeoordeling - Beoordeling van kredietwaardigheid.

  • Kredietkaart - Kaart waarmee aankopen op krediet worden gedaan.

  • Kredietlimiet - Maximale bedrag dat mag worden geleend.

  • Kredietverzekering - Verzekering tegen wanbetaling door debiteuren.

  • Kredietwaardigheid - Mate waarin iemand in staat is een lening terug te betalen.

  • Leencapaciteit - Maximale bedrag dat iemand kan lenen op basis van inkomen en uitgaven.

  • Leenovereenkomst - Juridisch contract met voorwaarden van een lening.

  • Lineaire lening - Lening waarbij de aflossing constant is en de rente afneemt.

  • Looptijd - Periode waarin een lening moet worden terugbetaald.

  • Microkrediet - Kleine lening voor ondernemers zonder toegang tot reguliere banken.

  • Netto maandlasten - Hypotheeklasten na aftrek van belastingvoordeel.

  • Onderpand - Activa aangeboden als zekerheid voor een lening.

  • Overbruggingskrediet - Kortetermijnlening om een financieringsgat te overbruggen.

  • Overdrachtsbelasting - Belasting bij de aankoop van onroerend goed.

  • Persoonlijke lening - Lening met een vaste looptijd en rente.

  • Private banking - Financiële diensten voor vermogende particulieren.

  • Rentemiddeling - Het aanpassen van een bestaande hypotheekrente.

  • Rentetarief - Percentage dat in rekening wordt gebracht voor een lening.

  • Rentekorting - Korting op de standaard rentevoet.

  • Restschuld - Bedrag dat na verkoop van een woning openstaat.

  • Rood staan - Negatief saldo op een betaalrekening.

  • Schuldsanering - Regeling om schulden af te lossen bij financiële problemen.

  • Vaste rente - Rentepercentage dat vaststaat.

  • Vervroegde aflossing - Extra betaling om een lening sneller af te lossen.

  • Voorlopig koopcontract - Document bij de aankoop van een woning.

  • Werkgeversverklaring - Document dat inkomen aantoont bij een hypotheekaanvraag.

  • Aandeel - Een bewijs van eigendom in een bedrijf dat op de beurs kan worden verhandeld.

  • Afkoopwaarde - Het bedrag dat een leningnemer ontvangt bij vroegtijdige beëindiging van een contract.

  • Afsluitprovisie - Kosten die in rekening worden gebracht bij het afsluiten van een lening of hypotheek.

  • Aflossingsschema - Een overzicht van betalingen voor de terugbetaling van een lening.

  • Bestedingsdoel - Het specifieke doel waarvoor een lening wordt gebruikt.

  • Bijstandsuitkering - Een uitkering die als inkomen kan meetellen voor een lening.

  • Boekhoudkundige waarde - De waarde van een actief zoals geregistreerd in de boeken.

  • Budgetadvies - Advies over het beheer van financiën, vaak voor leners.

  • Buitenlandse lening - Een lening afgesloten bij een bank in een ander land.

  • Effectieve jaarrente - Het jaarlijkse rentetarief inclusief alle kosten.

  • Einddatum - De datum waarop een lening volledig moet zijn afgelost.

  • Energielabelhypotheek - Hypotheek met voordelen voor energiezuinige woningen.

  • Erkenningsregeling - Regeling die de kwaliteit van financiële producten waarborgt.

  • Euribor - Een rentetarief dat banken onderling rekenen voor leningen in euro's.

  • Financieringskosten - Kosten die gepaard gaan met het afsluiten van een lening.

  • Financieringsplan - Plan voor de financiering van een aankoop of investering.

  • Fiscaal voordeel - Belastingvoordeel dat wordt verkregen bij bepaalde leningen of hypotheken.

  • Geblokkeerde rekening - Een rekening die alleen voor specifieke doeleinden mag worden gebruikt.

  • Geldleningsovereenkomst - Schriftelijk contract met de voorwaarden van een lening.

  • Gelijke maandlasten - Maandelijkse betalingen die consistent blijven gedurende de lening.

  • Groen hypotheek - Hypotheekvorm die voordelen biedt voor milieuvriendelijke investeringen.

  • Herverstrekkingskosten - Kosten voor het aanpassen van de hypotheekvoorwaarden.

  • Huurhypotheek - Hypotheek waarbij een huurder het recht heeft om de woning te kopen.

  • Hypotheekadviseur - Professional die helpt bij het vinden van de juiste hypotheek.

  • Hypotheekregister - Register waarin alle hypotheken officieel worden vastgelegd.

  • Individuele lening - Een lening die is afgestemd op de persoonlijke situatie van de lener.

  • Inkomstenbelasting - Belasting op inkomsten, die invloed kan hebben op leningen.

  • Investeringsfonds - Een fonds waarin meerdere beleggers samen investeren.

  • Jaaroverzicht - Een overzicht van betalingen en rente aan het einde van het jaar.

  • Klantprofiel - Profiel dat banken gebruiken om risico's en kredietwaardigheid te beoordelen.

  • Koopoptie - Het recht om een eigendom te kopen tegen een vooraf bepaalde prijs.

  • Kredietlijn - Maximale hoeveelheid geld die beschikbaar is voor opname.

  • Kredietrapport - Rapport dat een overzicht geeft van de financiële situatie van een lener.

  • Leencertificaat - Certificaat dat de details van een lening bevestigt.

  • Lening op naam - Een lening geregistreerd op naam van een individu.

  • Lening zonder BKR - Lening die niet wordt geregistreerd bij het Bureau Krediet Registratie.

  • Lineair aflossingsschema - Schema waarbij de aflossing gelijk blijft terwijl de rente afneemt.

  • Maatschappelijke lening - Lening gericht op projecten met een sociaal doel.

  • Marktwaarde - De waarde van een woning of ander onderpand op de huidige markt.

  • Maximum hypotheek - Het maximale bedrag dat een persoon kan lenen voor een woning.

  • Meerwaardeclausule - Bepaling in een lening die winstverdeling regelt bij verkoop van het onderpand.

  • Minimale aflossing - Het laagste bedrag dat maandelijks moet worden betaald.

  • Notaris - Juridische professional die betrokken is bij het afsluiten van een hypotheek.

  • Omzetbelasting - Belasting die invloed kan hebben op de financiering van bedrijfsleningen.

  • Openstaande schuld - Het deel van een lening dat nog moet worden terugbetaald.

  • Overwaarde hypotheek - Hypotheek gebaseerd op de overwaarde van een woning.

  • Pensioenhypotheek - Hypotheek waarbij het pensioen wordt gebruikt als aflossingsmiddel.

  • Renteherziening - Het aanpassen van het rentepercentage na afloop van een rentevaste periode.

  • Renteloze lening - Een lening waarbij geen rente wordt gerekend.

  • Risicopremie - Extra rente die wordt berekend op basis van het risico van de lener.

  • Schuldsaldoverzekering - Verzekering die openstaande schulden dekt in geval van overlijden.

  • Speculatielening - Lening bedoeld voor risicovolle investeringen.

  • Spaarhypotheek - Hypotheekvorm waarbij spaargeld wordt gebruikt om de lening af te lossen.

  • Startlening - Lening speciaal voor starters, vaak met gunstige voorwaarden.

  • Tweede hypotheek - Een extra hypotheek op een woning die al een hypotheek heeft.

  • Variabele hypotheekrente - Rentepercentage dat fluctueert met de markt.

  • Vastgoedlening - Lening bedoeld voor investeringen in onroerend goed.

  • Voet-voor-voet hypotheek - Hypotheek waarbij betalingen afhankelijk zijn van bouwfasen.

  • Zekerheidsrecht - Recht dat zekerheid biedt voor de terugbetaling van een lening.

  • Zekerheidsstelling - Garantie of onderpand om een lening te dekken.


Voor meer financiële artikelen: klik hier